Hof Antwerpen : bezoldigingstheorie geldt ook voor bedrijfswagens
Hof Antwerpen : 'bezoldigingstheorie' geldt ook voor
'bedrijfswagens'
Als een vennootschap aan haar bedrijfsleider twee bedrijfswagens ter beschikking stelt, dan zijn de kosten van de tweede wagen in hoofde van de vennootschap slechts als beroepskosten aftrekbaar - zo bevestigt het hof van beroep te Antwerpen – als aangetoond is dat het genoten voordeel beantwoordt aan werkelijke prestaties van de bedrijfsleider ten behoeve van zijn vennootschap (Antwerpen 28 maart 2017).
De vennootschap had twee personenwagens in leasing genomen : een "Porsche 911 Carrera Coupé" en een "BMW 740". Beide wagens stonden ter beschikking van haar bedrijfsleider. De Administratie was slechts bereid de kosten in verband met één van deze wagens als aftrekbare beroepskosten te aanvaarden. Het hof van beroep te Antwerpen is het ook hier mee eens. De argumenten die het hof gebruikt, zijn exact dezelfde als bij de terbeschikkingstelling van de woning (zie hoger). Ook het resultaat is hetzelfde, met name, dat hier eveneens op geen enkele wijze is aangetoond dat tegenover de kosten werkelijke prestaties van de bedrijfsleider staan. Waarbij het hof ook hier uitdrukkelijk opmerkt, dat dit bewijs niet volgt uit het feit de bedrijfsleider op het genoten voordeel is belast.
Of men het nu leuk vindt of niet : aan de nieuwste wending in de rechtspraak valt stilaan niet meer te ontkomen. De 'verruimde' bezoldigingstheorie - die het bewijs vereist dat tegenover de kosten van voordelen van alle aard ook werkelijke prestaties staan – begint in steeds sneller tempo haar plaats op te eisen in het fiscale landschap. Dit zorgt voor een trendbreuk die op veel tandengeknars onthaald zal worden. Hoe lang is het immers niet als 'normaal' beschouwd, dat een vennootschap de kosten van voordelen van alle aard als beroepskosten in aftrek kan brengen, zodra de bedrijfsleider in kwestie op de genoten voordelen wordt belast ? Die niet onredelijke symmetrie wordt nu door de rechtspraak van langsom meer verlaten. Dit noopt tot voorzichtigheid.
'bedrijfswagens'
Als een vennootschap aan haar bedrijfsleider twee bedrijfswagens ter beschikking stelt, dan zijn de kosten van de tweede wagen in hoofde van de vennootschap slechts als beroepskosten aftrekbaar - zo bevestigt het hof van beroep te Antwerpen – als aangetoond is dat het genoten voordeel beantwoordt aan werkelijke prestaties van de bedrijfsleider ten behoeve van zijn vennootschap (Antwerpen 28 maart 2017).
De vennootschap had twee personenwagens in leasing genomen : een "Porsche 911 Carrera Coupé" en een "BMW 740". Beide wagens stonden ter beschikking van haar bedrijfsleider. De Administratie was slechts bereid de kosten in verband met één van deze wagens als aftrekbare beroepskosten te aanvaarden. Het hof van beroep te Antwerpen is het ook hier mee eens. De argumenten die het hof gebruikt, zijn exact dezelfde als bij de terbeschikkingstelling van de woning (zie hoger). Ook het resultaat is hetzelfde, met name, dat hier eveneens op geen enkele wijze is aangetoond dat tegenover de kosten werkelijke prestaties van de bedrijfsleider staan. Waarbij het hof ook hier uitdrukkelijk opmerkt, dat dit bewijs niet volgt uit het feit de bedrijfsleider op het genoten voordeel is belast.
Of men het nu leuk vindt of niet : aan de nieuwste wending in de rechtspraak valt stilaan niet meer te ontkomen. De 'verruimde' bezoldigingstheorie - die het bewijs vereist dat tegenover de kosten van voordelen van alle aard ook werkelijke prestaties staan – begint in steeds sneller tempo haar plaats op te eisen in het fiscale landschap. Dit zorgt voor een trendbreuk die op veel tandengeknars onthaald zal worden. Hoe lang is het immers niet als 'normaal' beschouwd, dat een vennootschap de kosten van voordelen van alle aard als beroepskosten in aftrek kan brengen, zodra de bedrijfsleider in kwestie op de genoten voordelen wordt belast ? Die niet onredelijke symmetrie wordt nu door de rechtspraak van langsom meer verlaten. Dit noopt tot voorzichtigheid.