Mobilisatie van vrijgestelde reserves tegen gunsttarieven
Opnemingen uit de belastingvrije reserves tegen 15%
Sommige belastingvrije reserves die uiterlijk aangelegd werden voor 1 januari 2017, kan je in aanslagjaar 2021 - voor boekjaren die ten vroegste aanvangen op 1 januari 2020 - en 2022 - voor boekjaren die ten vroegste aanvangen op 1 januari 2021 - tegen 15% overdragen naar de belaste reserves. Als je dit overgedragen bedrag dan opnieuw investeert in kwalificerende activa, dan daalt dat tarief zelfs naar 10%.
Op een vrijgestelde reserve wordt normaal belasting geheven op het ogenblik dat de reserve overgedragen wordt naar de belaste reserves, de reserve uitgekeerd wordt aan de aandeelhouders of wanneer devennootschap vereffend wordt. In het Zomerakkoord van 2017, waarmee de regering de vennootschapsbelasting hervormde, werd echter een tijdelijk gunstregime opgenomen voor het mobiliseren van bepaalde vrijgestelde reserves.
Bedoeling was om het moment van belastbare opneming van vrijgestelde reserves aan te moedigen en te vervroegen. Daardoor werd tijdelijk een afzonderlijke heffing in de vennootschapsbelasting voorzien tegen een verlaagd tarief van 15%. Een uitkering is weliswaar niet verplicht; een overboeking naar belaste reserves is voldoende. Die kan bovendien mogelijk gepaard gaan met de aanleg van een liquidatiereserve.
Bijkomend verlaagd tarief van 10%
En dat is niet alles. Wie de opnemingen uit de belastingvrije reserves aanwendt om te investeren in afschrijfbare (im)materiële vaste activa kan ook nog genieten van een bijkomend verlaagd tarief van 10%. Beslis je om slechts een gedeelte van de opgenomen belastingvrije reserves te herbeleggen, dan zal enkel dit gedeelte tegen 10% belast worden, terwijl voor de rest het tarief van 15% blijft gelden. Let wel: personenwagens, lichte vrachtauto’s of auto’s voor dubbel gebruik komen voor deze maatregel niet in aanmerking.
De heffing van 15% of 10% vormt een minimaal belastbare grondslag. Beschikbare aftrekken zoals overgedragen verliezen, de DBI-aftrek, de notionele-interestaftrek, forfaitaire buitenlandse belasting of een ander belastingkrediet kunnen dus niet door de vennootschap aangewend worden om de afzonderlijke heffing te verlagen. Bovendien is ook de vermeerdering wegens onvoldoende voorafbetalingen van toepassing.
Wil je hierover meer informatie en details over welke reserves uitgesloten worden, aarzel niet om contact op te nemen.
Sommige belastingvrije reserves die uiterlijk aangelegd werden voor 1 januari 2017, kan je in aanslagjaar 2021 - voor boekjaren die ten vroegste aanvangen op 1 januari 2020 - en 2022 - voor boekjaren die ten vroegste aanvangen op 1 januari 2021 - tegen 15% overdragen naar de belaste reserves. Als je dit overgedragen bedrag dan opnieuw investeert in kwalificerende activa, dan daalt dat tarief zelfs naar 10%.
Op een vrijgestelde reserve wordt normaal belasting geheven op het ogenblik dat de reserve overgedragen wordt naar de belaste reserves, de reserve uitgekeerd wordt aan de aandeelhouders of wanneer devennootschap vereffend wordt. In het Zomerakkoord van 2017, waarmee de regering de vennootschapsbelasting hervormde, werd echter een tijdelijk gunstregime opgenomen voor het mobiliseren van bepaalde vrijgestelde reserves.
Bedoeling was om het moment van belastbare opneming van vrijgestelde reserves aan te moedigen en te vervroegen. Daardoor werd tijdelijk een afzonderlijke heffing in de vennootschapsbelasting voorzien tegen een verlaagd tarief van 15%. Een uitkering is weliswaar niet verplicht; een overboeking naar belaste reserves is voldoende. Die kan bovendien mogelijk gepaard gaan met de aanleg van een liquidatiereserve.
Bijkomend verlaagd tarief van 10%
En dat is niet alles. Wie de opnemingen uit de belastingvrije reserves aanwendt om te investeren in afschrijfbare (im)materiële vaste activa kan ook nog genieten van een bijkomend verlaagd tarief van 10%. Beslis je om slechts een gedeelte van de opgenomen belastingvrije reserves te herbeleggen, dan zal enkel dit gedeelte tegen 10% belast worden, terwijl voor de rest het tarief van 15% blijft gelden. Let wel: personenwagens, lichte vrachtauto’s of auto’s voor dubbel gebruik komen voor deze maatregel niet in aanmerking.
De heffing van 15% of 10% vormt een minimaal belastbare grondslag. Beschikbare aftrekken zoals overgedragen verliezen, de DBI-aftrek, de notionele-interestaftrek, forfaitaire buitenlandse belasting of een ander belastingkrediet kunnen dus niet door de vennootschap aangewend worden om de afzonderlijke heffing te verlagen. Bovendien is ook de vermeerdering wegens onvoldoende voorafbetalingen van toepassing.
Wil je hierover meer informatie en details over welke reserves uitgesloten worden, aarzel niet om contact op te nemen.