Strengere regels voor vergoedingen uit overdracht auteursrechten

De federale regering heeft begin november beslist om een aantal nieuwe begrotingsmaatregelen in te voeren. Blikvanger op fiscaal gebied is de grondige hervorming van het taxatiestelsel van de auteursrechten. “Uit het voorontwerp blijkt dat velen overboord zullen worden gegooid maar dat in een overgangsperiode de verliezers de tijd krijgen om aan de nieuwe situatie te wennen.”

Zo was het

Sinds 1 januari 2008 geldt een bijzonder aantrekkelijke fiscale regeling voor de belasting van inkomsten uit de ‘cessie of concessie van auteursrechten en naburige rechten’. De fiscus beschouwt inkomsten uit auteursrechten als roerende inkomsten, waarop je slechts 15% roerende voorheffing betaalt. In de laagste inkomstenschijf tot 17.090 euro mag je bovendien 50% aan forfaitaire kosten aftrekken. Op de inkomstenschijf van 17.091 euro tot 34.170 euro kan dit voor 25%, boven de 34.170 euro kunnen er geen forfaitaire kosten meer worden afgetrokken. Alle auteursrechten tot 64.070 euro worden als roerende inkomsten gezien.

“De regeling kon heel breed worden geïnterpreteerd”, zegt expert auteursrechten Bram Celis. “Veel breder dan wat de overheid eerst voor ogen had. Onder andere softwareontwikkelaars, consultants, architecten en zelfs advocaten betalen zich soms uit onder het gunstige fiscale tarief voor auteursrechten. Zo steeg op nog geen tien jaar tijd de omvang van deze vergoedingen van iets meer dan 100 miljoen euro naar meer dan 450 miljoen euro.”

Zo wordt het

De regering wil daarom vanaf 1 januari 2023 een veel beperktere omschrijving hanteren van de vergoedingen die fiscaal als auteursrechten in aanmerking komen. “Het is wachten op een verduidelijking van de wettekst door de belastingadministratie. Pas dan zullen we kunnen uitmaken wie nog in aanmerking zal komen voor het regime van de auteursrechten en wie uit de boot zal vallen.”

In het voorontwerp gaat het over de inkomsten:

  • verkregen uit de overdracht of de verlening van een licentie door de oorspronkelijke rechthebbende van auteursrechten en naburige rechten,
  • die betrekking hebben op originele werken van letterkunde of kunst of op de openbare uitvoeringen en opvoeringen van uitvoerende kunstenaars
  • met het oog op de exploitatie of het feitelijk gebruik van deze rechten [...] door de verkrijger, de licentienemer of een derde,
  • op voorwaarde dat de voormelde oorspronkelijke rechthebbende beschikt over een kunstwerkattest of,
  • bij gebrek daaraan, dat de rechthebbende in het kader van de overdracht of de verlening van een licentie in overeenstemming met de eerste drie streepjes zijn door auteursrecht of naburige rechten beschermd werk overdraagt of in licentie geeft aan een derde voor zijn mededeling aan het publiek, voor zijn openbare uitvoering of opvoering, of voor zijn reproductie".

De overgangsregeling

Het voorontwerp voorziet in een overgangsregeling. Vergoedingen voor het aanslagjaar 2024 – inkomsten van 2023 – zullen volgens het hervormde stelsel worden belast, maar wel tegen minder gunstig tarieven.

“Zo wordt het plafond gehalveerd waaronder de betrokken inkomsten wettelijk vermoed worden roerende inkomsten te zijn. Het bedraagt dus geen 37.500 euro meer maar slechts 18.750 euro. Ook de schijven voor de toepassing van het kostenforfait worden gehalveerd. Het kostenforfait van 50% wordt dus niet toegepast op de eerste schijf van 10.000 euro maar slechts op 5.000 euro. Ook het forfait van 25% wordt slecht toegepast op de daaropvolgende schijf van 5.000 euro. Vanaf het aanslagjaar 2025 geldt er geen overgangsregeling meer, en zijn de betreffende inkomsten volgens de gewone regels belastbaar.”

De bedragen hierboven moeten nog geïndexeerd worden.